de inspecteur
Pendelaar Sofie ontmoet de baas van de NMBS maar zit enkele uren later vast op de trein
dagboek van een pendelaar
ma 20 jan. - 8:00
Ik heb nog maar net de hand geschud van NMBS-baas Sophie Dutordoir, of ik heb alweer pech met mijn trein. Ai ai toch.
De NMBS organiseert vandaag een grote persconferentie in Brussel-Zuid. Want de eerste nachttrein na jaren is een feit. De trein komt vanuit Wenen aan in Brussel en ik mag er als journalist bij zijn. De rode loper is uitgerold zodat de twee spoorbazen – de Oostenrijkse en de Belgische – elkaar op een stijlvolle manier kunnen begroeten. Alleen stopt de trein net vóór de rode loper. Daar staat Sophie Dutordoir dan… Welkom in België, beste Oostenrijkse spoorwegbaas.
Ik profiteer van de gelegenheid om mevrouw Dutordoir uit te nodigen bij De Inspecteur. Ik wil ook nog zeggen dat ik Pendelaar Wervik ben, maar ik houd me in. Ze zal wel niks van mijn bestaan afweten. Haar woordvoerder weet wel wie ik ben. “En, ga je vanavond met de trein mee naar Wenen?” vraagt hij. “Neen, ik hou het bij het binnenland,” zeg ik. “Ja, dat is al moeilijk genoeg,” roept hij uit. Hij schatert. Grapjas.
Stilstaan in Menen wegens spoorlopers in Ieper
’s Avonds neem ik zoals gewoonlijk de trein naar huis. Geen rode loper.
Alles verloopt vlot. Tot we in Menen zijn. Pendelaars stappen af en de deuren gaan dicht. Maar dan: niks meer. De trein blijft stil staan. Ai ai toch. Ik had mijn jas al aangetrokken en mijn boek al in mijn rugzak gestopt. Nog één halte. Maar de trein komt niet in beweging.
Ding dong. "Dames en heren, we kunnen momenteel niet verder rijden omdat er spoorlopers zijn in Ieper."
Hmmm. Ieper ligt nog zo’n 20 kilometer verder. Maar goed, er zullen wel treinen vóór ons rijden enzovoort enzovoort.
De treinbegeleidster komt onze wagon binnen. “Ik kan niet zeggen wanneer we weer kunnen vertrekken. De politie is op zoek naar de spoorlopers. Het kan enkele minuten duren, of veel langer. Ik weet het niet. En als we weer vertrekken, is de kans groot dat we heel traag gaan rijden. Ik houd jullie op de hoogte.”
Ik vind het altijd super sympathiek wanneer de treinbegeleider persoonlijk komt vertellen wat er aan de hand is. Aangezien we nog in het station van Menen staan, vraag ik of we kunnen uitstappen. Ze denkt even na. “Ja, als ik de deuren open doe, dan kan je uitstappen. Maar het zou kunnen dat we zo meteen kunnen vertrekken.” “OK, maar als je te weten komt dat we hier nog lang gaan staan, dan zouden we kunnen uitstappen, hé,” zeg ik. “Ja, dat klopt!” Oef zeg.
Ding dong. "Dames en heren, ik heb nog altijd niet meer informatie, maar wie wil, kan uitstappen."
Het helpt vaak om mee te denken.
De redding is nabij!
Eén van mijn pendelmaatje stapt uit. Ze belt haar man. Of hij haar wil komen halen in Menen. Ze zegt dat ik mee kan met de auto. En een andere pendelaar uit Wervik kan ook mee. We stappen af. Hoera! Gered!
We wachten tot haar man met de auto in Menen is. Het is ongeveer 10 minuten rijden. Arme pendelaars die op de stilstaande trein zitten. Wat hebben wij geluk zeg! Wij gaan niet veel te laat thuis zijn, gewoon een beetje te laat.
Plots horen we de deuren van de trein dicht gaan. “O neen, hij gaat toch niet vertrekken, hé”. “Neen, volgens mij hebben ze gewoon de deuren dichtgedaan. Het zal te koud zijn.” De trein komt langzaam in beweging. Hij vertrekt. Daaaaag.
Daar staan we dan. Arme wij. De trein nemen, dat is gokken. En soms verliezen.
Mijn pendelmaatje belt haar man. “Waar ben je?” “Ik sta aan de overweg. En komt net een trein voorbij.” Ze zwijgt. We gaan het niet zeggen. We zijn zó blij dat hij ons komt redden. No matter what.