West-Vlaams met Chris Dusauchoit: "kot in hebben"

We moeten helaas nog altijd in ons kot blijven en dat kot dat is natuurlijk universeel Vlaams voor een huis, vroeger was dat een hok, in alle mogelijke samenstellingen ook, een "duuvekot", "allaamkot", "keunekot", "waskot" en "rommelkot". Als de boel helemaal overhoop ligt dan zeggen we wel eens "’t is ‘ier een zwienekot". Maar het kan dus ook voor een huis staan zonder die negatieve betekenis. Van iemand die altijd op zwier was zeiden wij vroeger: "j’is noois in z’n kot".

Koterie

In het West-Vlaams kennen we natuurlijk ook de "koterie", een verzamelnaam voor allerhande bijgebouwtjes, niet alleen aan een boerderij maar ook aan een gewoon huis, en daar bestaan ook alternatieven voor zoals "kotralie", dat in sommige streken wordt uitgesproken als "kotralje" of "kotraldje" en zelfs "kotreldeje".

Ouders die om begrijpelijke redenen het even gehad hebben met kinderen die om begrijpelijke reden lastig zijn zullen wel eens tegen elkaar zeggen: "d’r is gin kot mee ‘t ‘oeden, met die koters, ze zien de heel’n dag aan ’t rottekotten."

"Kot ‘oeden", dat betekent plezier hebben en er is tot slot ook nog de universele West-Vlaamse uitdrukking: "er zijn kot in hebben". En dat is natuurlijk leedvermaak hebben, iets al dan niet in het geniep plezant vinden, meestal ten koste van iemand anders.